jezusweende

channel image

jezusweende

jezusweende

subscribers

Veel mensen vragen zich af: moet je de Bijbel nou letterlijk opvatten of figuurlijk? Dat is vooral het geval als het aankomt op de profetie, zoals de Openbaring van Johannes

Veel mensen beseffen niet dat in Mattheüs 24 niet één, maar twee eindtijden staan. Ook Daniëls gruwel der verwoesting en de tempel te Jeruzalem en het einde der oude wereld.

Veel mensen zijn nieuwsgierig naar wat er in de eindtijd, als Jezus zal wederkeren, allemaal zal gebeuren. Maar de Bijbel waarschuwt daarvoor, evenals voor het occulte.

Veel mensen geloven niet dat de getallen of aantallen in de Bijbel kloppen. Bijvoorbeeld het aantal mensen dat omkwam in een veldslag. Maar is dat zo? Is de Bijbel gebrekkig overgeleverd?

Mattheüs 5:18 Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota noch een tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied.

Het evangelie draait om de begrippen geloof, verzoening en vergeving. Maar wat beteekenen deze begrippen en hoe verhouden zij zich tot elkander?

Een waar Christen heeft een’ iegelijk hartelijk lief die Christus liefheeft. Jezus zeide dat dit een onderscheidend kenmerk is van den waren Christen, zoozeer dat zelfs de ongeloovigen zullen bekennen dat zij de discipelen van Jezus zijn, vanwege de liefde die zij onder elkander hebben. Dus als iemand zegt dat hij een Christen is, maar zijne waarachtige broeders en zusters in Christus niet hartelijk liefheeft, maar gelijk Kaïn hen veeleer haat, dan kan er geene sprake zijn van zaligmakend geloof. Jakobus is hier heel duidelijk over:
Jakobus 2:15 (Statenvertaling) Indien er nu een broeder of zuster naakt zouden zijn, en gebrek zouden hebben aan dagelijksch voedsel; 16 En iemand van u tot hen zou zeggen: Gaat henen in vrede, wordt warm, en wordt verzadigd; en gijlieden zoudt hun niet geven de nooddruftigheden des lichaams, wat nuttigheid is dat? 17 Alzoo ook het geloof, indien het de werken niet heeft, is bij zichzelven dood.
Een broeder of zuster die rilt van de kou en honger wegsturen met de woordelijke zegening ,,het ga u goed” is eene onvoorstelbare wreedheid. Men zegent dan met de lippen, maar vloekt met de daden. Wat eene schijnheiligheid. En wat zeide God van het hart van zulke lieden?

Jezus was eens op weg van Judea naar Galilea, waar hij opgegroeid was. De weg van Judea naar Galilea loopt door Samaria, dat ooit tot het noordelijke koninkrijk Israël behoorde. Al meer dan zes eeuwen woonden daar de Samaritanen, een volk dat niet van Abraham afstamde maar dat van heidensche afkomst was. De Joden hadden eenen afschuw van de Samaritanen, zoozeer zelfs dat zij eenen Samaritaan op ééne lijn met den duivel stelden.
Johannes 8:48 De Joden dan antwoordden en zeiden tot Hem: Zeggen wij niet wèl, dat gij een Samaritaan zijt, en den duivel hebt?
Tijdens hunnen tocht door Samaria kwam Jezus met zijne discipelen bij eene stad genaamd Sichar. Daar was eene fontein, een waterput. Toen Jezus daar nederzat om te rusten van den langen wandeltocht, kwam er eene Samaritaansche vrouw om water te putten. Hij was daar alleen, want zijne discipelen waren in de stad gegaan om eten te koopen. Jezus vroeg haar toen te drinken. De Samaritaansche vrouw was zeer verbaasd dat een Joodsche man haar iets te drinken vroeg, de Joden wilden immers niets met de Samaritanen te maken hebben. Toen maakte Jezus haar kenbaar dat hij niemand minder dan de Heiland was. Hij bewees dit door een profetisch wonder: hij vertelde haar wat zij in haar leven gedaan had. En de vrouw geloofde in Hem.
Johannes 4:28 Zoo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in de stad, en zeide tot de lieden: 29 Komt, ziet een’ Mensch, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus? 30 Zij dan gingen uit de stad, en kwamen tot Hem.
Nu is de vraag: zouden hare stadsgenooten ook in Jezus gelooven, nu de vrouw hun deze blijde tijding verkondigd had? Aangezien zij onmiddellijk tot Jezus kwamen, moet er sprake zijn geweest van een zeker geloof in de getuigenis der vrouw over Jezus, anders waren zij heelemaal niet gekomen. Maar was dit het ware, zaligmakende geloof?

Ongeveer twaalf eeuwen voor Christus had men in Israël geen’ koningen, maar richteren. Eén dier richteren was Jeftha uit den stam van Gilead, aan de oostzijde der Jordaan gelegen. Jeftha had door de hand des Heeren de Ammonieten verslagen en God was met hem. Aan de overzijde der rivier leefde een andere Israëlische stam, namelijk Efraïm. De Efraïmieten waren zoo laf geweest om niet op te komen dagen toen alle stammen van Israël zich onder Jeftha opgemaakt hadden in den strijd tegen de Ammonieten. Toen Jeftha door den zegen des Heeren de Ammonieten had verslagen, stak de lafhartigheid van den stam Efraïm leelijk af bij het geloof van Jeftha. Hierop wilden de Efraïmieten Jeftha vermoorden, gelijk de eerste moordenaar Kaïn zijnen rechtvaardigen broeder Abel heeft vermoord.

1 Johannes 3:12 Niet gelijk Kaïn, [die] uit den booze was, en zijnen broeder doodsloeg; en om wat oorzaak sloeg hij hem dood? Omdat zijne werken boos waren, en zijns broeders rechtvaardig.

God verijdelde echter de moorddadige plannen der mannen van Efraïm en zij werden door Jeftha en zijn’ stam verslagen. De nog immer lafhartige mannen van Efraïm poogden toen te vluchten over de rivier de Jordaan. Maar de stamgenooten van Jeftha hadden de veerbooten over de Jordaan ingenomen. Moordenaars mogen immers niet aan hunne straf ontkomen. Maar hoe wisten de Gileadieten of de menschen die de Jordaan over wilden steken de moorddadige Efraïmieten waren? Onschuldige menschen konden immers ook gebruik maken van de veerbooten. De Bijbelsche geschiedenis leert ons:

Richteren 12:5 Want de Gileadieten namen den Efraïmieten de veren van de Jordaan af; en het geschiedde, als de vluchtelingen van Efraïm zeiden: Laat mij overgaan; zoo zeiden de mannen van Gilead tot hem: Zijt gij een Efraïmiet? wanneer hij zeide: Neen; 6 Zoo zeiden zij tot hem: Zeg nu Schibboleth; maar hij zeide: Sibboleth, en kon het alzoo niet recht spreken; zoo grepen zij hem, en versloegen hem aan de veren der Jordaan, dat te dier tijd van Efraïm vielen twee en veertig duizend.

In het Oude Testament waren bepaalde Godsdienstige handelingen, zooals het offeren, voorbehouden aan eene beperkte groep priesters. Onder het Nieuwe Verbond is elke geloovige een priester. Dus niet alleen de predikant des Woords, maar ook zelfs het kindeke dat van harte in zijnen Zaligmaker gelooft. God heeft namelijk alle geloovigen in Christus geheiligd tot priesters en zijn daarmede in staat alle geestelijke offeranden op te offeren, dus ook het avondmaal des Heeren en den waterdoop. Petrus schreef uitdrukkelijk:

1 Petrus 2:5 Zoo wordt gij ook zelven, als levende steenen, gebouwd [tot] een geestelijk huis, [tot] een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus. 9 Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht:

Aangezien God elken geloovige heeft geheiligd tot priester, kan elke geloovige aan God geestelijke offeranden offeren. Geestelijke offeranden zijn iets anders dan de vleeschelijke offeranden uit het Oude Testament, dat waren de offerdieren. De offerdieren waren slechts een zinnebeeld van het ware offer, namelijk het Lam Gods, dat is Jezus Christus, die zichzelven gesteld heeft als eene verzoening voor de zonden der geheele wereld.

Hebreën 9:12 Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, eene eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende.

Er is maar één Hoogepriester die verzoening kan doen voor de zonden der wereld, namelijk onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Omdat de Zaligmaker met zijn eigen bloed in den Tempel die in den hemel is eene eeuwige verlossing teweeggebracht heeft, hebben offerdieren onder het Nieuwe Verbond geene plaats meer. Maar onder het Nieuwe Verbond zijn er wel degelijk priesters en ook offeranden. De priesters zijn thans alle geloovigen en de offeranden zijn geestelijke offeranden. De Bijbel geeft een aantal voorbeelden:

Psalm 141:2 Mijn gebed worde gesteld als reukwerk voor Uw aangezicht, de opheffing mijner handen [als] het avondoffer.
Hebreën 13:15 Laat ons dan door Hem altijd Gode opofferen eene offerande des lofs, dat is, de vrucht der lippen, die Zijnen Naam belijden. 16 En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet; want aan zoodanige offeranden heeft God een welbehagen.

Alleen de Hoogepriester Jezus Christus kan verzoening doen voor onze zonden, dat kunnen wij niet, maar wij kunnen wel geestelijke offeranden offeren. Het gebed en de hulp aan behoeftigen zijn voorbeelden van geestelijke offeranden die elke geloovige onmiddellijk aan God kan offeren, dat wil zeggen: zonder tusschenkomst van eenen priester. Maar ook de priestelijke bedieningen als de doop en het avondmaal komen onder het Nieuwe Verbond aan elke geloovige toe. Aangezien God elken geloovige heeft geheiligd tot priester, kan dus ook elke ge

De doop met water, dat is de doop van Johannes den Dooper, is een zinnebeeld of symbool van den waren doop, den doop met den Heiligen Geest. Dit hebben wij uitgebreid gezien in mijn vorige filmpje. In de Heilige Schriftuur staan er meer zinnebeelden van Christus. Zoo waren daar onder het Oude Verbond de offerdieren, die een zinnebeeld waren van het ware ,,Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt,” (Johannes 1:29) namelijk Jezus Christus, die aan het kruis voor onze zonden gestorven is. Nogmaals, ook de offerdieren waren een zinnebeeld en niet meer dan dat. De offerdieren zelve waren volstrekt niet in staat om de zonden van het volk weg te nemen, alleen de Zoon van God kan dat. Paulus leerde heel duidelijk:

Hebreën 10:4 Want het is onmogelijk, dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneme.

Naast den doop met water vinden wij in het Nieuwe Testament nog een ander zinnebeeld der zaligheid, namelijk het avondmaal des Heeren. Op den avond voordat Jezus gekruisigd werd geschiedde het volgende:

Lukas 22:19 En Hij [dat is, Jezus] nam brood, en als Hij gedankt had, brak Hij het, en gaf het hun, zeggende: Dat is Mijn lichaam, hetwelk voor u gegeven wordt; doet dat tot Mijne gedachtenis. 20 Desgelijks ook den drinkbeker na het avondmaal, zeggende: Deze drinkbeker [is] het nieuwe testament in Mijn bloed, hetwelk voor u vergoten wordt.

Het brood is een zinnebeeld van het lichaam van Jezus en de wijn of druivensap is een zinnebeeld van het bloed van Jezus, waarvan Johannes zeide ,,en het bloed van Jezus Christus, Zijnen Zoon, reinigt ons van alle zonde.” (1 Johannes 1:7). Het gaat niet om brood en wijn op zich, het gaat om Christus. Jezus leerde dus niet dat wij brood en wijn zouden moeten nuttigen ten einde zalig te worden, want Paulus zegt heel duidelijk:

Romeinen 14:17 Want het Koninkrijk Gods is niet spijs en drank, maar rechtvaardigheid, en vrede, en blijdschap, door den Heiligen Geest.

Zoowel de offerdieren onder het Oude Verbond, als het avondmaal onder het Nieuwe Verbond, zijn krachtige zinnebeelden van den Heere Jezus Christus, maar bezitten in zichzelve volstrekt geene zaligmakende kracht. Op dezelfde wijze is de waterdoop een zinnebeeld van onze reiniging van onze zonden, maar is in zichzelven net zoo min als offerdieren of het avondmaal zaligmakend. Uiteraard kan het offeren van een dier, of het eten van eene bete broods of een slok wijns ons niet redden van den toorn Gods. Het baden in water kan dat dus ook niet. Want eene vleeschelijke handeling kan nimmer eene geestelijke heiliging te weeg brengen!

In het leven van den Christen neemt de doop eene belangrijke plaats in. Maar wat is de doop eigenlijk? De eerste profeet die openlijk den doop predikte was Johannes de Dooper, die net voor den Heere Jezus Christus geboren was en de komst van den Heere Jezus aankondigde. Er staat:

Mattheüs 3:1 En in die dagen kwam Johannes de Dooper, predikende in de woestijn van Judea,
Markus 1:4 Johannes was doopende in de woestijn, en predikende den doop der bekeering tot vergeving der zonden. 5 En al het Joodsche land ging tot hem uit, en die van Jeruzalem; en werden allen van hem gedoopt in de rivier de Jordaan, belijdende hunne zonden.

Johannes de Dooper doopte menschen in de rivier de Jordaan, dat wil zeggen dat hij hen daadwerkelijk onderdompelde in het water. Water staat voor reinheid. Omdat ons lichaam rein wordt door het baden in water, is de doop een zinnebeeld of symbool van onze reiniging van de zonde. Wij vinden dit zinnebeeld reeds in het Oude Testament. De Heere God zeide tegen de zondaren:

Ezechiël 36:25 Dan zal Ik rein water op u sprengen, en gij zult rein worden; van al uwe onreinigheden en van al uwe drekgoden zal Ik u reinigen.

Het moge duidelijk zijn dat water weliswaar de vuiligheid van ons lichaam kan verwijderen, maar niet de vuiligheid van onze ziel. Water kan ons niet reinigen van onze zonden. Wat wel? Het bloed van het Lam Gods, dat geslacht is voor onze zonden: het bloed van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus.

Markus 10:52, Statenvertaling: En Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw geloof heeft u behouden. En terstond werd hij ziende, en volgde Jezus op den weg.

Dit is niet de eenige plaats waar onze Heere Jezus Christus dit zegt. In de Heilige Schriftuur staat maar liefst acht maal opgetekend dat Jezus zeide: ,,uw geloof heeft u behouden.” Wij moeten derhalve groot belang stellen in deze uitspraak. Jezus zeide niet: ,,gij hebt uzelven behouden”, hij zeide ook niet: ,,het geloof dat ik u gegeven heb heeft u behouden”, neen, onze Heere Jezus zeide zeven maal: ,,úw geloof heeft u behouden.” En wat beteekent het dat wij behouden worden door óns geloof? Het Evangelie van Johannes geeft ons het antwoord:

Johannes 3:16 Want alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren’ Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. 17 Want God heeft Zijnen Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordeelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden. 18 Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alreede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eeniggeboren’ Zoons van God. 36 Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.

Wie gaan er eigenlijk naar den hemel? Vele menschen denken dat ze wel naar den hemel zullen gaan omdat zij over het algemeen een goed leven leiden. Maar als menschen naar den hemel kunnen gaan door een goed leven te leiden, waarom moest Jezus Christus dan voor onze zonden aan het kruis sterven? Hoe zit dit eigenlijk?

Zonder geloof is het onmogelijk om God te behagen! Indien gij tot onzen Heere Jezus Christus wilt komen, dan moet gij gelooven dat Hij God is. Jezus zeide immers:

Johannes 8:24b want indien gij niet gelooft, dat Ik [Die] ben, gij zult in uwe zonden sterven.

Daarom: gelooft in onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus, opdat gij het eeuwige leven beërvet.

Aan het einde van zijn leven werd de laatste groote profeet van den Bijbel, Johannes de Dooper, ten onrechte in de gevangenis geworpen. In de benauwdheid van zijne banden werd hij twijfelmoedig. Hij begon zich af te vragen of Jezus wel de beloofde Verlosser der wereld ware. Alzoo verhaalt ons de Bijbelsche geschiedenis:

Mattheüs 11:2 En Johannes, in de gevangenis gehoord hebbende de werken van Christus, zond twee van zijne discipelen; 3 En zeide tot Hem: Zijt Gij degene, die komen zou, of verwachten wij eenen anderen? 4 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes weder, hetgeen gij hoort en ziet: 5 De blinden worden ziende, en de kreupelen wandelen; de melaatschen worden gereinigd, en de dooven hooren; de dooden worden opgewekt, en den armen wordt het Evangelie verkondigd.

Wat voor bewijs gaf Jezus van zijne Goddelijke afkomst? Zijne wonderdaden. De blinden worden ziende en de dooden worden opgewekt! Geen enkele medicijnmeester of heelmeester kan de overledenen uit den dood opwekken. Dit zijn geene geneeskundige verrichtingen, dit zijn wonderen. Alleen God Almachtig kan de dooden weder tot leven brengen. Zooals het geschreven is:

Exodus 15:26b want Ik ben de HEERE, uw Heelmeester!

Jezus heeft onder anderen iemand genezen die blind geboren was. Hij, die nooit gezien had, kon zien! De Farizeërs waren hierover verwonderd en vroegen den voormalig blinden man waar Jezus zijne kracht vandaan had.

Johannes 9:30 De mensch antwoordde, en zeide tot hen: Hierin is immers [wat] wonders, dat gij niet weet, van waar Hij is, en [nochtans] heeft Hij mijne oogen geopend; 31 En wij weten, dat God de zondaars niet hoort; maar zoo iemand Godvruchtig is, en Zijnen wil doet, dien hoort Hij. 32 Van [alle] eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen oogen geopend heeft: 33 Indien deze van God niet ware, Hij zou niets kunnen doen.

Toen het volk de wonderen zag die Jezus verrichtte, wisten zij derhalve heel goed dat Jezus niet een zondaar was gelijk zij. Jezus was een bijzonder mensch want Hij deed dingen die geen mensch doen kan. Toen Jezus bijvoorbeeld zag dat de eenige zoon van eene arme weduwe ten grave werd gedragen, wekte Jezus hem terstond tot leven en gaf hem terug aan zijne moeder.

Deze jonge man kwam tot Jezus met de vraag wat hem eigenlijk nog ontbrak om het eeuwige leven te beërven. Hij was zoo overtuigd van zijne eigene rechtvaardigheid dat hij geen gebrek in zichzelven kon aanwijzen. Er staat:

Markus 10:17 En als Hij [dat is, Jezus] uitging op den weg, liep een [dat is, de rijke jonge man] tot Hem, en voor Hem op de knieën vallende, vraagde Hem: Goede Mees

Jezus was geen gewoon kind. Wíj zijn allen nakomelingen van den eersten man, Adam, maar Jezus is dat niet. Jezus is weliswaar de zoon van eene vrouw, maar hij had geenen aardschen vader. De vrouw uit wie Jezus geboren was, was eene reine maagd, die geenen man bekend had, genaamd Maria. Dit kunt gij lezen in Lukas 1:34. Maria werd niet zwanger door eenen man, maar door den Heiligen Geest Gods. Er is namelijk geschreven: ,,De geboorte van Jezus Christus was nu aldus: Want als Maria, Zijne moeder, met Jozef ondertrouwd was, eer zij samengekomen waren, werd zij zwanger bevonden uit den Heiligen Geest.” (Mattheüs 1:18). Maria was zwanger bevonden, niet uit haren verloofde Jozef, maar uit den Heiligen Geest. Dat beteekent niets minder dan dat Jezus niet alleen de zoon van zijne moeder Maria is, maar ook de Zoon van God is! Jezus heeft dus eene menschelijke natuur, naar zijne moeder Maria, maar ook eene goddelijke natuur, naar den Heiligen Geest Gods. Daarom staat er in Mattheüs 1:22: ,,En dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden, hetgeen van den Heere gesproken is, door den profeet, zeggende: 23 Ziet, de maagd zal zwanger worden, en eenen Zoon baren, en gij zult Zijnen naam heeten Emmanuël; hetwelk is, overgezet zijnde, God met ons.” God... met... ons...! Het kindeke Jezus zoude worden genaamd ,,God met ons”. Waarom? Waarom heet het kindeke Jezus ,,God met ons”? In Jezus is God met ons. Waarom? Zou het kunnen dat God in Jezus mensch is geworden, zoodat God op de meest innige wijze mét ons kan zijn, namelijk door in onze menschelijke natuur te deelen? Beteekent dit, dat Jezus God is? Wat zegt de Bijbel?

Reeds in het Oude Testament staat het antwoord. Bijna acht eeuwen voor de geboorte van het kindeke Jezus leefde er een groot profeet, genaamd Jesaja. Deze profeet heeft heel veel geschreven over den komenden Messias, zooveel en zoo nauwkeurig dat Jesaja soms geschreven lijkt te zijn nadat Jezus geboren was. Het boek Jesaja lijkt soms onderdeel te zijn van het Nieuwe Testament, als een vijfde evangelie. Maar dat is het niet. Het boek Jesaja is bijna duizend jaren vóór het Nieuwe Testament opgesteld. En toch heeft Jesaja zoovele bijzonderheden over het leven van Jezus voorzegd. Het is een wonder. En wat zei Jesaja over het kindeke Jezus, bijna duizend jaren voor zijne geboorte? Dat kunt gij lezen in Jesaja 9:5. Daar staat: ,,Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijnen schouder; en men noemt Zijnen naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst; 6 Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen.” Jesaja voorzegde dus dat er een kind geboren zoude worden, een uiterst belangrijk koning, en hoe noemt men zijnen naam? Wat staat er? ,,Sterke God”! Hoe noemt men het ki

Misschien is de eene uitgave behoudender in hare wijzigingen dan de andere en wellicht bevat de eene uitgave minder drukfouten dan de andere, maar het belangrijkste is dat het overgroote gedeelte der uitgaven van den Statenbijbel door de eeuwen heen betrouwbaar is. Toch is er helaas ééne uitzondering. Er is eene bewerking der Statenvertaling geweest die veel verder is gegaan dan de hiervoor genoemde behoudende wijzigingen en die den tekst van den Statenbijbel wel degelijk wezenlijk heeft aangetast. Ik heb het over de zoogeheetene ,,samenzweringsbijbels”. Deze uitgaven zijn veel verder gegaan dan het veranderen van woorden als ,,wijf”, zij zijn uitgaven die zonder meer TE ver zijn gegaan. Deze ,,samenzweringsbijbels” noem ik zoo, niet omdat zij zouden voortkomen uit eene samenzwering, maar omdat in deze verminkte uitgaven het woord ,,samenzwering” voorkomt, terwijl dat woord oorspronkelijk heelemaal niet in den Statenbijbel staat! Zij veranderen namelijk het woord ,,verbintenis” in Jesaja 8:12 in ,,samenzwering”. Er staat in Jesaja 8:12 in de juiste Statenbijbels: ,,Gijlieden zult niet zeggen: Eene verbintenis, van alles, waar dit volk van zegt: Het is eene verbintenis; en vreest gijlieden hunne vreeze niet, en verschrikt niet.” In den oorspronkelijken tekst staat dus ,verbintenis’, maar de samenzweringsbijbels maken van eene verbintenis eene samenzwering.

 Hoe kan dit? Eene verbintenis is iets heel anders dan eene samenzwering. Dus wat bedoelt God in Jesaja 8:12 eigenlijk, eene ,verbintenis’ of eene ,samenzwering’? Om dit te kunnen beoordeelen moet gij het volgende weten. In het hoofdstuk hiervoor, Jesaja hoofdstuk 7, staat dat de koning van Israël en de koning van Syrië optogen naar Jeruzalem om oorlog tegen haar te voeren. De inwoners van Juda waren hier zeer bevreesd om, maar God profeteerde door den mond van Jesaja dat de koning van Assyrië zoude optrekken tegen zoowel Israël als Syrië en hen zoude verslaan. Het moge duidelijk zijn dat Israël en Syrië dan geen gevaar meer zouden vormen voor Juda. Maar… Jesaja profeteerde vervolgens in hoofdstuk 8 dat de koning van Assyrië daarna Juda den oorlog zoude aandoen, als straf van God voor hun ongeloof. Jesaja profeteerde daarbij wel dat de Assyriërs uiteindelijk zouden falen in hunne belegering van Jeruzalem. De inwoners van Jeruzalem hadden dus niets te vreezen dan Gods toorn over hun ongeloof! Er staat daarom in Jesaja 7:9b: ,,Indien gijlieden niet gelooft, zekerlijk, gij zult niet bevestigd worden.” Indien Juda de belofte des Heeren met betrekking tot hunne Goddelijke bescherming tegen hunne vijanden niet zoude gelooven, dan zoude God het volk van Juda straffen voor zijn ongeloof. Want, zooals het geschreven is: ,,zonder geloof is het onmogelijk [Gode] te behagen.” (Hebreën 11:6a). Daarom zeide de Heere God in Jesaja 8:13: ,,Den HEERE der heirscharen, Dien zult gijlieden heiligen, en Hij zij uwe vreeze, en Hij zij uwe verschrikking.” De Heere is Almachtig. Als God het wil kan Hij een volk maken

De oorspronkelijke zeventiende-eeuwsche Statenvertaling bevatte enkele Latijnsche leenwoorden, maar deze zijn in de negentiende eeuw veelal vertaald in Nederlandsche woorden met eene gelijke beteekenis. Men denke aan woorden als ,,philosophen” in Handelingen 17:18, dat veranderd is in ,,wijsgeeren”; aan ,,ordineeren” in 1 Korinthe 11:34, dat vervangen is door het Nederlandsche ,,verordenen”; het uit het Latijn afkomstige woord ,,exempel” in bijvoorbeeld Johannes 13:15, dat wij wel uit het Engelsch kennen en dat vervangen is door ,,voorbeeld”; en het woord ,,consciëntie” in bijvoorbeeld Romeinen 2:15, dat ,,geweten” beteekent. Er staan overigens nog veel meer Latijnsche leenwoorden in de kantteekeningen van de Statenvertaling dan in den Bijbeltekst zelven, men denke bijvoorbeeld aan ,,victorie” in de kantteekening op Exodus 14:13.
In mijn filmpje over de geschiedenis der Statenvertaling heb ik het over de uitgave van Cats en Van Hengel uit 1834 gehad, die de eerste uitgave der Statenvertaling in moderne spelling was. Al in deze uitgave uit 1834 zijn Latijnsche leenwoorden zooals ,,consciëntie” vervangen door Nederlandsche woorden met gelijke beteekenis. ,,Consciëntie” werd vanaf toen dus ,,geweten”. In de kantteekeningenbijbels ging dat soms anders. Daar werden in de kantteekeningen de Latijnsche woorden in sommige uitgaven eveneens vervangen door Nederlandsche woorden, terwijl zij in andere, zooals die van Swaan uit 1864, niet vervangen werden, maar tusschen haakjes achter het Latijnsche woord de Nederlandsche vertaling geplaatst werd. Zoo verdwenen in de negentiende eeuw de meeste Latijnsche leenwoorden uit de Statenbijbels, op enkele woorden als ,,natie” na. Aan het einde der twintigste eeuw heeft de Gereformeerde Bijbelstichting in hare uitgaven echter weêr enkele Latijnsche woorden teruggeplaatst, zooals ,,consciëntie” en ,,ordineeren”, terwijl zij andere negentiende-eeuwsche veranderingen, zooals ,,voorbeeld” in plaats van het Latijnsche ,,exempel”, wel heeft laten staan. Omdat er blijkbaar eenige onduidelijkheid bestaat over den rechten weg in dezen, zal ik hier wat dieper op ingaan.
Vaak hoort men het verhaal dat het in de eene taal mogelijk is om meer dingen te zeggen dan in de andere taal, waardoor eene vertaling van de eene in de andere taal moeilijk of zelfs onmogelijk zoude zijn. Dit is een fabel. Onze taal is een geschenk van onzen Almachtigen Schepper, en Hij heeft er in zijne Goddelijke wijsheid voor gezorgd dat het in élke taal mogelijk is om álles te zeggen. Zoogenaamde ,,primitieve” talen bestaan niet, tenzij men met ,,primitieve taal” gebrekkige kennis van eene vreemde, aangeleerde taal bedoelt. Vaak hoort men zeggen dat er in eene vertaling altijd iets verloren gaat van de oorspronkelijke beteekenis. Ook dat is onzin. Vrijwel altijd is een tekst één op één over te zetten, zonder eenig verlies van beteekenis, en slechts in een enkel geval is er sprake van meerdere vertalingsmogelijkheden in het Nederlandsch. En in dat betrekk

Sinds de negentiende eeuw zijn een aantal woorden in verschillende Statenbijbeluitgaven veranderd. We hebben reeds gekeken naar enkele verouderde woorden: ,,kond doen” bijvoorbeeld is in sommige uitgaven veranderd in ,,verkondigen”. Maar er zijn ook enkele woorden veranderd die heelemaal niet verouderd zijn, woorden die tot op den dag van vandaag algemeen bekend zijn. Woorden als ,,wijf”, ,,kop” en ,,pissen”. Deze woorden stonden vanaf de allereerste uitgave uit 1637 in de Statenvertaling, maar vanaf in de negentiende eeuw hebben uitgevers besloten dat deze woorden niet in den Statenbijbel thuis zouden hooren. Men is zich dus gaan schamen voor het taalgebruik der Statenvertaling. Maar is schaamte voor het Woord van God eene goede reden om het te veranderen? Laten wij deze woorden wat nader beschouwen.

Te beginnen met het nog heden ten dage welbekende en veelgebruikte woord ,,wijf”. Er stond oorspronkelijk in den Statenbijbel bijvoorbeeld in Genesis 1:27: ,,En God schiep den mensch naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en wijf schiep Hij ze.” Nu staat er geen ,,wijf” meer, maar ,,vrouw”. Overigens gebruikte de oorspronkelijke Statenvertaling uit de zeventiende eeuw naast ,,wijf” ook gewoon het woord ,,vrouw”, bijvoorbeeld in Genesis 2:22: ,,En de HEERE God bouwde de ribbe, die Hij van Adam genomen had, tot eene vrouw, en Hij bracht haar tot Adam.” In mijn filmpje over de Geschiedenis der Statenvertaling heb ik het over de uitgave uit 1834 van Cats en Van Hengel gehad, die de eerste uitgave van de Statenvertaling in moderne spelling was. In deze uitgave uit het begin der negentiende eeuw was ,,wijf” voor het eerst veranderd in ,,vrouw”. Sedertdien hebben vrijwel alle uitgaven der Statenvertaling dit voorbeeld gevolgd.

,,Pissen” daarentegen is pas aan het einde van de negentiende eeuw uit sommige uitgaven van den Statenbijbel verwijderd. Zoo stond er in 1 Samuël 25:22 oorspronkelijk: ,,Zoo doe God aan de vijanden van David, en zoo doe Hij daartoe, indien ik van allen, die hij heeft, tot morgen overig late, die aan den wand pist.” Het moge duidelijk zijn dat dit oorlogstaal is. David geeft aan dat hij al zijne vijanden uit het kamp van Nabal zal uitroeien. Eene zekere grofheid is eigen aan oorlogstaal en misstaat dus heelemaal niet in de Nederlandsche vertaling. Aan het einde van de negentiende eeuw werd ,,pissen” in sommige uitgaven veranderd in ,,dat mannelijk is”. 1 Samuël 25:22 kwam dan te luiden: ,,Zoo doe God aan de vijanden van David, en zoo doe Hij daartoe, indien ik van allen, die hij heeft, tot morgen overig late, dat mannelijk is.” ,,Dat mannelijk is” heeft niet dezelfde beteekenis als ,,pissen” en is daarmede eene ontoelaatbare wijziging. Overigens gingen niet alle uitgevers der Statenvertaling meê met het verwijderen van het woord ,,pissen”. Met name de oude Statenbijbeluitgaven van het Nederlandsche Bijbelgenootschap en de hedendaagsche van Jongbloed hebben voor de verandering in ,,dat mannelijk is” gekozen, t

Sommige woorden in de Statenvertaling zijn zwaarder om te verstaan dan andere. Men denke bijvoorbeeld aan het woord ,lankmoedigheid’, dat wij in het vorige filmpje hebben behandeld, dat ging over veranderde verouderde woorden in de verschillende Statenbijbeluitgaven. Woorden als ,lankmoedigheid’ zijn niet om te zetten in een ander, zoogeheeten ,makkelijker’ woord zonder de beteekenis aan te tasten. Er bestaat eenvoudigweg geen ander woord met dezelfde diepe beteekenis als ,lankmoedigheid’. Dit soort woorden zijn in de verschillende uitgaven van den Statenbijbel dan ook nooit veranderd. Er blijven derhalve in alle uitgaven van de Statenvertaling woorden staan die voor sommigen moeilijk zijn om te begrijpen. Maar is dat een probleem? Het is in ieder geval geene oplossing om de Statenvertaling in te ruilen voor eene nieuwe Bijbelvertaling. Men brengt de nieuwe Bijbelvertalingen aan den man onder het mom van ,,makkelijk Nederlandsch”, maar zij vertellen er in hunne verkooppraatjes nooit bij dat alle nieuwe Bijbelvertalingen zijn gegrond op twee verminkte Grieksche handschriften en dat zij schaamteloos tientallen verzen uit den Bijbel verwijderen. De moderne vertalingen zijn dan ook heelemaal geene Bijbelvertalingen, zij zijn Bijbelverbasteringen. De oude Statenvertaling is de eenige zuivere en volledige Bijbelvertaling in het Nederlandsch, dus indien gij waarlijk het Woord van God lezen wilt, dan kunt gij enkel en alleen de oude Statenvertaling lezen. Maar is het dan een probleem dat de Statenvertaling woorden bevat die voor sommigen moeilijk zijn om te begrijpen? Wat zegt de Bijbel hierover? Paulus schrijft in 2 Timotheüs 2:15: ,,Benaarstig u, om uzelven Gode beproefd voor te stellen, eenen arbeider, die niet beschaamd wordt, die het woord der waarheid recht snijdt.” Benaarstig u, om uzelven Gode beproefd voor te stellen! Dus indien gij bij het lezen van den Bijbel een woord tegenkomt dat gij niet kent, neem dan de moeite om de beteekenis van het woord te leeren kennen.

En hoe kunt gij de beteekenis van een woord leeren kennen? Dit moge vanzelf spreken: er is geen zwaar woord in de Statenvertaling dat niet met een woordenboek eenvoudig verstaanbaar gemaakt kan worden. Maar nog beter dan een woordenboek is het opzoeken van het betreffende woord in den Bijbel zelven. Een woordenboek bevat namelijk slechts menschelijke wijsheid, maar het Woord van God bevat geestelijke wijsheid. Een woordenboek kan u wat over de Nederlandsche taal leeren, maar niet meer dan dat. Wilt gij echt den geestelijken zin van een woord kennen? Dan moet gij het woord in de Heilige Schriftuur zelve opzoeken. Paulus schrijft namelijk in 1 Korinthe 2:13 over de wijsheden die ons van God geschonken zijn: ,,Dewelke wij ook spreken, niet met woorden, die de menschelijke wijsheid leert, maar met [woorden], die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende.” Gij moet geestelijke dingen met geestelijke samenvoegen! Gij moet het eene Bijbelvers samenvoegen m

Naast wijzigingen in de gebruikte spelling zijn er nog enkele andere wijzigingen in den tekst der Statenvertaling geweest. Er zijn namelijk ook eenige woorden veranderd in woorden met eene gelijke beteekenis, in synoniemen dus. Het woord ,wijf’ is bijvoorbeeld veranderd in ,vrouw’. Aangezien dit ingrijperende wijzigingen zijn dan de spelling alleen, wil ik hier graag wat dieper op ingaan. Het is belangrijk om kennis van zaken te hebben opdat gij weet welke uitgave der Statenvertaling de beste is om te koopen.
Van 1637 tot 1834 is de Statenvertaling uitsluitend in den oorspronkelijken vorm uitgegeven geweest. Dat wil zeggen: in de oorspronkelijke spelling, met de oorspronkelijke woorden. Natuurlijk op drukfouten na. Overigens ging men vroeger vrijer om met de spelling dan thans: zoo schreef men nu eens ,Godt’ met ,dt’, dan weer met ,d’ zooals wij nu ook doen. De wel wat overdrevene schoolsche spelling, waarbij het schier een misdaad is om tegen de spellingswetten te zondigen, begon pas na de Fransche Omwenteling met de spelling van Siegenbeek uit 1804. De uitgaven van de Statenvertaling gebruikten vóór de negentiende eeuw derhalve niet op de letter nauwkeurig dezelfde spelling als de eerste uitgave van 1637. Maar afgezien van deze zekere vrijheid in spelling en afgezien van het verbeteren van drukfouten was de tekst van den Statenbijbel in de uitgaven van 1637 tot 1834 volkomen dezelfde.
Voor zoover ik weet is er maar ééne uitzondering geweest, er was dus maar ééne veranderde Statenbijbel in het tijdperk 1637–1834, namelijk eene duistere uitgave van rond 1750. Deze uitgave was de eerste herziening van den Statenbijbel en werd waarschijnlijk uitgegeven door Goetzee, dezelfde uitgever die enkele jaren ervoor de echte Statenvertaling voor het eerst in het Latijnsche in plaats van het oorspronkelijke Gotische schrift had uitgegeven. Maar in zijne herziene uitgave van den Statenbijbel werd niet zoomaar het lettertype veranderd, neen, deze uitgave ging veel verder: er werden voor het eerst zoogenaamde ,verouderde’ woorden gewijzigd. Maar daar bleef het niet bij: in dezen Bijbel stond er in het Oude Testament niet meer ,HEERE’ (met hoofdletters) zooals in den Statenbijbel, maar er stond ,Jehovah’. Het Hebreeuwsche woord ,Jehovah’ is een naam van God, die de Statenvertalers hebben vertaald met het Nederlandsche ,HEERE’, omdat in aanhalingen uit het Hebreeuwsche Oude Testament in het Grieksche Nieuwe Testament ook niet ,Jehovah’ staat maar het Grieksche ,kurios’, dat in onze taal ook ,Heere’ beteekent. Aangezien het Nieuwe Testament door den Heiligen Geest ingegeven is, hebben de Statenvertalers het voorbeeld van het Nieuwe Testament gevolgd en in de vertaling van het Oude Testament in het Nederlandsch ,Jehovah’ vertaald met ,HEERE’. Hierbij zetteden zij ,HEERE’ in hoofdletters om duidelijk aan te geven dat er in het Hebreeuwsch ,Jehovah’ staat. Dit kunt gij lezen in de kantteekening op Genesis 2:4. Dus ik zal benadrukken: als God zelf het Hebreeuwsche ,J

Dat de Statenvertaling enkele woorden bevat die we thans niet meer in onze dagelijksche spreektaal gebruiken, dat is welbekend, en dat waardeeren we juist in haar. De soms ouderwetsche woorden die hij bevat geven den Statenbijbel namelijk de statigheid die past bij het Woord van God. Zooals de Heere Jezus zeide over goeden, ouden wijn, dat is druivensap: ,,En niemand die ouden drinkt, begeert terstond nieuwen: want hij zegt: De oude is beter.” (Lukas 5:39). Toch zijn eenige ouderwetsche woorden in verscheidene uitgaven van de Statenvertaling vernieuwd.
In alle uitgaven der Statenvertaling is men overigens altijd uiterst terughoudend te werk gegaan in het vernieuwen van verouderde woorden, laat ik dat vooral benadrukken. Het betreft eigenlijk uitsluitend woorden die men kon veranderen in woorden die bijna hetzelfde zijn. Neem bijvoorbeeld het voegwoord ,,ende”, dat doet denken aan het Engelsche ,,and” en het Hoogduitsche ,,und” en dat al sinds 1834 in de uitgaven van de Statenvertaling is vervangen door ,,en”. Een ander goed voorbeeld is het woord ,,boosdoenders”, dat natuurlijk minder vaak voorkomt. Zoo staat er in Psalm 26:5: ,,Ik haat de vergadering der boosdoenders, en bij de goddeloozen zit ik niet.” Dit woord ,,boosdoenders” is in de negentiende eeuw veranderd in het meer hedendaagsche ,,boosdoeners”, dus zonder de ,d’. Er is bijna geen verschil. Was dit echter eene noodzakelijke wijziging? Dat is natuurlijk de vraag, aangezien ,boosdoenders’ net zoo goed te begrijpen is als ,boosdoeners’ en zoo’n wijziging wel wat afbreuk doet aan het oude karakter van de Statenvertaling.
Soms lijkt het wel alsof haar ouderdom eene schande is, die zooveel mogelijk verborgen dient te blijven. Sommige uitgevers willen dat de Statenvertaling naar vorm en inhoud zoveel mogelijk op eene moderne vertaling lijkt. Maar waarom? Zij is eene oude vertaling, dat prijzen wij juist in haar als liefhebbers van het waarachtige Woord van God! De lezers der Statenvertaling weten dat zij eenen achtingswaardigen leeftijd heeft. Dat is juist een voordeel en haar ouderdom hoeven wij dan ook niet krampachtig te verbergen door dit soort feitelijk onzinnige veranderingen.

Een ander goed voorbeeld van een verouderd woord is het begrip ,,kond doen”, dat ,,verkondigen” beteekent. Neem bijvoorbeeld Genesis 41:39: ,,Daarna zeide Faraö tot Jozef: Naardien dat God u dit alles heeft kond gedaan [dat is, verkondigd], zoo is er niemand [zoo] verstandig en wijs, als gij.” In de eerste Statenbijbeluitgave in moderne spelling van Cats en Van Hengel uit 1834 stond in den tekst het oorspronkelijke ,kond gedaan’, met in eene voetnoot hierop de verklaring ,bekend gemaakt’. Eene voetnoot is overigens eene mooie wijze om ongebruikelijke woorden te verklaren zonder den tekst zelven te veranderen, maar latere uitgevers gaven helaas de voorkeur aan het wijzigen van den tekst boven het gebruik van eene voetnoot. Na 1834 hebben sommige uitgaven van de Statenvertaling ,,kond gedaan” gewoon laten staan,

Waar moet je op letten bij het kopen van een Statenvertaling? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet je onder andere wat weten over de geschiedenis van de verschillende uitgaven van de Statenvertaling. En: is de Herziene Statenvertaling uit God?

Bijbel, dat is: de gansche Heilige Schrift, bevattende alle de canonieke (=wettelijk, apocrief=verborgen) boeken des Ouden en Nieuwen Testaments. Op last van de Hoog-Mogende Heeren Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden, en volgens het besluit van de Nationale Synode gehouden te Dordrecht in de jaren MDCXVIII en MDCXIX, uit de oorspronkelijke talen in onze Nederlandsche getrouwelijk overgezet. Met nieuwe bijgevoegde verklaringen op de duistere plaatsen, en aanteekeningen van de gelijkluidende teksten.

1 Petrus 2:13 Zijt dan alle menschelijke ordening onderdanig, om des Heeren wil; hetzij den koning, als de opperste macht hebbende; 14 Hetzij den stadhouderen, als die van hem gezonden worden, tot straf wel der kwaaddoeners, maar [tot] prijs dergenen, die goed doen.
Handelingen 5:29b Men moet Gode meer gehoorzaam zijn, dan den menschen.
Jeremia 6:16a Zoo zegt de HEERE: Staat op de wegen en ziet toe, en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin, zoo zult gij rust vinden voor uwe ziel;
Exodus 20:17 Gij zult niet begeeren uws naasten huis; gij zult niet begeeren uws naasten vrouw, noch zijnen dienstknecht, noch zijne dienstmaagd, noch zijnen os, noch zijnen ezel, noch iets, dat uws naasten is.
Genesis 3:1 De slang nu was listiger dan al het gedierte des velds, hetwelk de HEERE God gemaakt had; en zij zeide tot de vrouw: Is het ook dat God gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs?
Jakobus 1:17 Alle goede gave en alle volmaakte gift is van boven, van den Vader der lichten afkomende, bij welken geene verandering is, of schaduw van omkeering.
Spreuken 24:21 Mijn zoon! vrees den HEERE en den koning; vermeng u niet met hen, die naar verandering staan;
Hebreën 13:8 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid.

Jezus is gekomen, om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was. (Lukas 19:10).

Efeze 1:11 In hem, in welken wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren naar het voornemen desgenen, die alle dingen werkt naar den raad van zijnen wil;
Johannes 9:1 En voorbijgaande, zag hij eenen mensch, blind van de geboorte af. 2 En zijne discipelen vraagden hem, zeggende: Rabbi! wie heeft er gezondigd, deze, of zijne ouders, dat hij blind zou geboren worden?
Johannes 9:3 Jezus antwoordde: Noch deze heeft gezondigd, noch zijne ouders; maar [dit is geschied], opdat de werken Gods in hem zouden geopenbaard worden.

Romeinen 11:33 O diepte des rijkdoms beide der wijsheid en der kennis Gods! Hoe ondoorzoekelijk zijn zijne oordeelen, en onnaspeurlijk zijne wegen!
2 Kronieken 33:11 Daarom bracht de HEERE over hen de krijgsoversten, die de koning van Assyrië had, dewelke Manasse gevangen namen onder de doornen; en zij bonden hem met twee koperen ketenen, en voerden hem naar Babel. 12 En als hij hem benauwde, bad hij het aangezicht des HEEREN, zijns Gods, ernstelijk aan, en vernederde zich zeer voor het aangezicht van den God zijner vaderen, 13 En bad Hem; en Hij liet zich van hem verbidden, en hoorde zijne smeeking, en Hij bracht hem weder te Jeruzalem, in zijn koninkrijk. Toen kende Manasse, dat de HEERE God is.
Romeinen 8:28 En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, [namelijk] dengenen, die naar [zijn] voornemen geroepen zijn.
Mattheüs 5:45 Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, die in de hemelen is; want Hij doet zijne zon opgaan over boozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
1 Timotheüs 2:4 Welke wil, dat alle menschen zalig worden, en tot kennis der waarheid komen.
2 Petrus 3:9 De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk eenigen [dat] traagheid achten), maar is langmoedig over ons, niet willende, dat eenigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekeering komen.
Johannes 8:24 Ik heb u dan gezegd, dat gij in uwe zonden zult sterven, want indien gij niet gelooft, dat ik [die] ben, gij zult in uwe zonden sterven.
Johannes 3:18 Die in hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alreede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den naam des eeniggeboren’ Zoons van God.
Handelingen 17:28 Want in Hem leven wij, en bewegen ons, en zijn wij; gelijk ook eenigen van uwe poëten gezegd hebben: Want wij zijn ook zijn geslacht.
Mattheüs 10:29 Worden niet twee muschjes om een penningsken verkocht? En niet een van deze zal op de aarde vallen zonder uwen Vader.
Johannes 3:14 En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzoo moet de Zoon des menschen verhoogd worden; 15 Opdat een iegelijk, die in hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.
Johannes 12:32 En ik, zoo wanneer ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot mij trekken.
Romeinen 8:28 En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede,

Dit filmpje gaat over de kern van de boodschap van Jezus Christus: het Evangelie. Want wat was de zonde van Sodom? De Bijbel zegt: "Ziet, dit was de ongerechtigheid uwer zuster Sodom: hoogmoed, zatheid van brood en stille gerustheid had zij en hare dochteren; maar zij sterkte de hand des armen en nooddruftigen niet." (Ezechiël 16:49)

Lukas 16:22 En het geschiedde, dat de bedelaar stierf, en van de engelen gedragen werd in den schoot van Abraham. 23 En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijne oogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijnen schoot.
Lukas 16:25 Maar Abraham zeide: Kind! gedenk, dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lazarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt smarten.
Psalm 119:67 Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik uw woord.
Psalm 119:71 Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik uwe inzettingen leerde.
Lukas 6:21b Zalig zijt gij, die nu weent, want gij zult lachen.
Lukas 4:18 De Geest des Heeren [is] op mij, daarom heeft hij mij gezalfd; hij heeft mij gezonden, om den armen het evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van harte; 19 Om den gevangenen te prediken loslating, en den blinden het gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid; om te prediken het aangename jaar des Heeren.
Lukas 6:21b Zalig zijt gij, die nu weent, want gij zult lachen.
Johannes 3:16 Want alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijnen eeniggeboren’ Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.
Johannes 8:24 Ik heb u dan gezegd, dat gij in uwe zonden zult sterven, want indien gij niet gelooft, dat ik [die] ben, gij zult in uwe zonden sterven.
Johannes 3:36 Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.
Hebreën 12:9 Voorts, wij hebben de vaders onzes vleesches wel tot kastijders gehad, en wij ontzagen hen; zullen wij [dan] niet veel meer den Vader der geesten onderworpen zijn, en leven?
Johannes 6:63 De Geest is het, die levend maakt; het vleesch is niet nut. De woorden, die ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven.
Hebreën 12:10 Want genen hebben [ons] wel voor eenen korten tijd, naar dat het hun goed dacht, gekastijd; maar Deze kastijdt [ons] tot [ons] nut, opdat wij zijner heiligheid zouden deelachtig worden. 11 En alle kastijding als die tegenwoordig is, schijnt geene [zaak] van vreugde, maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft zij van zich eene vreedzame vrucht der gerechtigheid dengenen, die door dezelve geoefend zijn.
Psalm 119:71a Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest,

God of noodlot? - Waarom God niet genoemd wordt in het Bijbelboek Esther

Esther 9:24 Omdat Haman, de zoon van Hammedátha, den Agagiet, aller Joden vijand, tegen de Joden gedacht had hen om te brengen; en dat hij het Pur, dat is, het lot had geworpen, om hen te verslaan en om hen om te brengen.
Spreuken 16:33 Het lot wordt in den schoot geworpen, maar het geheele beleid daarvan is van den HEERE.
Mattheüs 4:7 Jezus zeide tot hem: Er is wederom geschreven: Gij zult den Heere, uwen God, niet verzoeken.
Ezechiël 8:12 Toen zeide Hij tot mij: Hebt gij gezien, menschenkind! wat de oudsten van het huis Israëls doen in de duisternis, een ieder in zijne gebeelde binnenkameren? want zij zeggen: De HEERE ziet ons niet, de HEERE heeft het land verlaten. 13 En Hij zeide tot mij: Gij zult nog wederom groote gruwelen zien, die zij doen.

SHOW MORE

Created 1 year, 6 months ago.

51 videos

Category Spirituality & Faith